Niels
Van een vergunning die is verstrekt mag de aanvrager direct gebruik maken, zolang er maar geen sprake is van “onomkeerbare” zaken. Een evenement is geen “onomkeerbare” zaak. Als de aanvrager er dan direct gebruik van maakt zit er wel een adder onder het gras. Als iemand bezwaar maakt tegen het verstrekken van de vergunning kan die direct naar de voorzieningenrechter stappen om de vergunning te bevriezen totdat de gemeente op het bezwaar heeft beslist. Als de rechter hem daarin gelijk geeft, mag de aanvrager de vergunning pas gebruiken vanaf het moment dat de gemeente op het bezwaar heeft beslist. Een beslissing kan de gemeente treffen binnen een wettelijk vastgestelde termijn. Die termijn kan ook een dag zijn. Uiteraard mag een bezwaarmaker dan weer beroep aantekenen bij de rechter (met opnieuw een verzoek tot opschorting van de vergunning).
Het is niet zo dat een vergunninghouder altijd die zes weken bezwaartermijn dient te af wachten. Maar het is wel verstandig om dat te doen, aangezien een eventueel financieel risico als gevolg van het buiten werking stellen van de vergunning door de voorzieningenrechter niet bij de gemeente terecht komt, maar bij de vergunninghouder.
In de praktijk betekent dit dat een gemeente een vergunning voor het organiseren van een kermis in overleg met de aanvrager kan aanhouden tot het moment dat het Rijk beslist dat kermis weer mag. De dag daarna de vergunning verstrekt en een dag later de kermis open kan. Zolang er niemand dan de stap neemt om naar de voorzieningrechter te stappen, gaat dat gewoon goed.